De Wetenschapsvisie 2025 - Wat je moet weten

In een select gezelschap werd afgelopen woensdag de "Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst" gepresenteerd, waarin het ministerie van OCW duidelijk maakt wat zij de komende 10 jaar aan die 'W' (van wetenschap dus) willen doen. Geheel passend bij deze wetenschapsvisie was het een indrukwekkende en interessante avond. Ook goed passend was de locatie, het Drijvend Paviljoen in Rotterdam, een innovatief en futuristisch experiment op zich. Minister Jet Bussemaker en staatsecretaris Sander Dekker waren uiteraard aanwezig, maar ook bijvoorbeeld Robbert Dijkgraaf (die de dag erna in de DWDD University een college gaf over 'Het Oneindige'). Daarnaast waren er ook mensen van wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties, uit het bedrijfsleven en de topsectoren, en 'jong talent'. Deze grote diversiteit aanwezigen kwam uit de vele groepen die betrokken waren geweest bij het ontwikkelen van de wetenschapsvisie en was ook goed terug te vinden in de presentaties van die avond.

Een presentatie die in het bijzonder opviel was die door Lilian Menu van PCDI. Ze vroeg aandacht voor een betere voorbereiding van wetenschappers op carrièremogelijkheden buiten de universiteit, vooral ook omdat er voor het overgrote deel van de promovendi geen arbeidsplaats is in de wetenschap. Op veel universiteiten en instituten heerst nog een taboe om te praten over een carrière buiten de wetenschap. Er wordt door professoren en onderzoeksleiders nog maar wat vaak volgehouden dat elke baan buiten de wetenschap een 'stap terug' is en alleen onsuccesvolle wetenschappers daar terecht komen. Niets is minder waar: een promotieopleiding is een goede stap voor heel veel diverse banen buiten de wetenschap. Promotiestudenten moeten daarom meer ruimte krijgen om zich te verdiepen in die carrièremogelijkheden en zich er beter op voor te bereiden. Het punt van PCDI sloot ook goed aan op enkele punten in de wetenschapsvisie, maar wat stond daar nu precies allemaal in? De meeste Nederlandse kranten pikte veelal enkele kleine dingetjes uit de wetenschapsvisie en bliezen die erg op. Daarom hier mijn (uitgebreide en meer gebalanceerde) samenvatting van wat er nou echt allemaal in staat, met daarbij links naar eerdere posts van dit blog over die onderwerpen.

Belangrijkste punten van de "Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst"

In tegenstelling tot eerst een rapport presenteren en dan alle kritiek over je heen krijgen, lijkt er nu gekozen voor een slimmere aanpak. Zo'n beetje iedereen die kritiek zou kunnen hebben is namelijk van tevoren al gesproken. Het is dus een wetenschapsvisie met veel voorwerk, maar daarmee ook veel draagvlak (is het idee).

Dit zijn de belangrijkste inzichten uit al die gesprekken met universiteiten, hogescholen, wetenschappers, organisaties, bedrijven burgers, enz.:
  • de behoefte aan strategische keuzes in de wetenschap
  • de noodzaak om de wetenschap sterker te verbinden maatschappij en economie
  • de behoefte burgers te betrekken bij wetenschappelijk onderzoekhet besef dat de wetenschap nu te sterk gestuurd wordt publicatieprikkels

De uitdagingen voor de toekomst zijn volgens de wetenschapsvisie:
  • Toenemende internationale concurrentie. Investeringen in wetenschap groeien wereldwijd en Nederlandse investeringen dreigen achter te blijven. Zeker het Nederlandse bedrijfsleven investeert relatief erg weinig in de wetenschap. 
  • Meer verbinding met maatschappij en bedrijfsleven nodig. De wetenschap moet steeds meer samenwerken met bedrijven en maatschappelijke organisaties. Wetenschappelijke kennis moet gedeeld worden, bijvoorbeeld om te zorgen voor beter onderwijs, om in te kunnen spelen op actuele maatschappelijke vragen en problemen, om multidisciplinaire wetenschappers bij elkaar te krijgen en om met bedrijven bij te dragen aan nieuwe producten en diensten. Daarnaast moet er een realistischer beeld komen van hoe de wetenschap werkt.
  • Van de Nederlandse wetenschapper wordt veel gevraagd. Nederland moet ruimte bieden aan getalenteerde onderzoekers om zich te ontwikkelen en optimaal te presteren. Het is de vraag of het huidige systeem dat wel zo goed doet. Er is vooral veel publicatiedruk en daarnaast door fondsenwerving en administratie te weinig tijd over om echt in onderzoek te stoppen. Bovendien zijn de carrièrekansen te eenzijdig, waardoor er weinig diversiteit is in het talent.

De drie belangrijkste ambities van de wetenschapsvisie zijn:
  1. Nederlandse wetenschap van wereldformaat ("excellente wetenschap" dus)
  2. Wetenschap met maximale impact ("valorisatie" staat centraal)
  3. De Nederlandse wetenschap is een broedplaats voor talent (en een magneet)

Hoe moeten die ambities behaald worden?


Een Nationale Wetenschapsagenda

Een steeds terugkomend punt hiervoor is de 'Nationale Wetenschapsagenda'. Hoewel een wetenschapsagenda in Duitsland en Denemarken al succesvol wordt gebruikt, is dit nieuw voor Nederland. Een wetenschapsagenda moet een duidelijkere richting geven aan de prioriteiten van onderzoek die maatschappelijke en economische relevantie hebben voor Nederland. Het gaat dan om onderzoek dat gedaan wordt aan universiteiten en instituten, maar ook bedrijven en overige kennisorganisaties. Hierdoor zal samenwerken vanzelfsprekender gaan worden tussen deze partijen. En door de Wetenschapsagenda aan te laten sluiten op de punten waar Nederland al goed in is en beter in wil worden, zal het ook makkelijker worden om ons te onderscheiden. Zo moet het ook duidelijker worden voor (buitenlandse) investeerders en topwetenschappers waar we ons op willen richten in wetenschappelijk Nederland.
Het idee van focus in de wetenschap is niet nieuw in Nederland, want we kennen al het topsectorenbeleid. Ook vanuit Europa is er een focus op de zogenaamde Grand Challenges: uitdagingen waar de wereld nu of in de toekomst oplossingen voor nodig zal hebben. Met de Wetenschapsagenda gaat Nederland hierop aansluiten, maar dan wel met een Nederlandse invulling: dingen die maatschappelijk en economisch van belang zijn voor Nederland dus. NWO (een van de belangrijkste onderzoeksfinanciers in Nederland) heeft al een goed voorzetje gedaan en noemt de volgende uitdagingen voor Nederland:
  • kwaliteit van leven
  • circulaire economie
  • veerkrachtige samenleving
  • bouwstenen van het leven
  • complexiteit: omgaan met onvoorspelbaarheid
  • big data
Het kabinet wil nu dat wetenschappelijk Nederland, samen met andere belanghebbenden (inclusief bedrijfsleven en burgers), voor het najaar van 2015 een voorstel voor een Nederlandse Wetenschapsagenda klaar heeft.

Deze Wetenschapsagenda komt steeds terug in alle hoofdstukken van de wetenschapsvisie:

Ambitie 1: Nederlandse wetenschap van wereldformaat

Ruimte bieden aan vrij en ongebonden onderzoek.

Gelukkig wordt in de wetenschapsvisie het belang van ongestuurd, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek benadrukt. Dit zal ervoor moeten zorgen dat meer lange termijn en risicovol onderzoek een kans krijgen. Dat is goed, want daar kunnen we toch de grootste sprongen in vooruitgang van verwachten. Universiteiten moeten ook ruimte gaan krijgen om hier zelf keuzes in te maken. Er wordt ergens "financiële ruimte" genoemd, maar dit wordt verder weinig concreet.

Aanpakken van de publicatiedruk

Belangrijk in dit hoofdstuk is ook de opmerking over publicatiedruk. Wetenschappers worden te veel afgerekend op hun publicaties, wat vaak ten koste gaat van het onderwijs dat ze geven, van de toepassing van hun onderzoek in de maatschappij of economie, of zelfs van de wetenschap zelf in het geval van fraude. "Productiviteit" (lees: publicatie-output) is dan ook niet meer een zelfstandig criterium in evaluaties. Verder is er de ambitie om "recht doen aan de verschillende opbrengsten van wetenschap", maar veel concreter dan "de discussie aangaan" wordt het in deze wetenschapsvisie niet. Toch is het aankaarten van dit grote probleem al een grote stap vooruit.

Focus op multidisciplinair onderzoek

Inzetten op breed multidisciplinair onderzoek wat alfa, bèta en gamma wetenschap moet verbinden met elkaar om gezamenlijk brede maatschappelijke en wetenschappelijke vraagstukken aan te pakken. Hier moet de Wetenschapsagenda een belangrijke inspiratiebron voor worden. Tegelijk wordt gelukkig nog wel gezegd dat monodisciplinair onderzoek belangrijk blijft als basis.

NWO gaat flink veranderen

Het bestuur, de werkwijzen, het budget... eigenlijk gaat de hele organisatie op de schop. Tegelijk is de excellente kwaliteit van het Nederlandse onderzoek mede door NWO zo excellent, dus die sterkten moeten behouden blijven. De veranderingen zijn nodig om de organisatie efficiënter, besluitvaardiger, flexibeler, transparanter en meer interdisciplinair te maken. Hopelijk blijven na deze 'reorganisatie' nog wel de wetenschappers de dienst uitmaken bij NWO.
NWO gaat een prominente rol spelen in de Wetenschapsagenda en moet daarvoor ook beter verankerd worden in het netwerk van universiteiten, wetenschappers, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en ministeries, ook internationaal. NWO zal ook een permanente nationale commissie krijgen voor grootschalige wetenschappelijke faciliteiten en infrastructuur. De Wetenschapsagenda moet zorgen voor strategischere keuzes voor zulke onderzoeksfaciliteiten (bijvoorbeeld deeltjesversnellers) en onderzoeksinfrastructuren (bijvoorbeeld digitale onderzoeksomgevingen).

Ambitie 2: Wetenschap met maximale impact

Valorisatie blijft centraal staan

'Valorisatie' (waarde uit wetenschap halen) is al langer een buzzword in het Nederlandse wetenschapsbeleid, maar krijgt in deze wetenschapsvisie een bredere definitie (tot mijn vreugde). Hoewel het voorheen vooral betekende: "hoe gaan we hier zo snel en veel mogelijk geld aan verdienen?", komt daar nu ook bij: "hoe helpt dit met maatschappelijke vraagstukken en discussies?" en "hoe kunnen we hiervan leren?". Naast economisch nut gaat maatschappelijke waarde dus ook tellen, inclusief via onderwijs en beleid. Uiteraard gaat de Wetenschapsagenda hier als "inspiratiebron" voor dienen.
Er wordt terecht opgemerkt dat wetenschap (altijd) bijdraagt aan de concurrentiepositie en het economisch groeipotentieel van een land, al is het maar direct door "nieuwe bedrijvigheid of verhoging van de arbeidsproductiviteit". Om economische valorisatie te verhogen gaat het ondernemerschap gestimuleerd worden via onderwijs (voor start-ups en spin-offs) en infrastructuur (bijvoorbeeld Technology Transfer Offices: TTO’s). Verdere valorisatie moet onder andere komen door Hogescholen (HBO's) sterkere onderzoekstaken te geven, waardoor praktijkonderzoek een boost zal krijgen.
Over onderwijs wordt er gezegd: "voor wetenschappers aan universiteiten wordt het wel steeds moeilijker om de balans te vinden tussen onderzoek en onderwijs". Dat komt deels door de publicatiedruk (waar dus aan gewerkt gaat worden), maar ook door de groei van het aantal studenten. Er gaat daarom meer geïnvesteerd worden in hoger onderwijs, ook via direct aan onderwijs verbonden onderzoek, maar dat kun je in 2015 pas lezen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek.

Open Access en Open Science

Vrije toegang bieden tot wetenschappelijke kennis (onder de noemer "kenniscirculatie"), is waarschijnlijk wel een van de beste manieren om valorisatie voor elkaar te krijgen. Open Access (gratis toegang tot wetenschappelijke artikelen) is een goede stap in die richting. De ambitie is dat onderzoek, betaald door Nederlands belastinggeld, in 2016 minimaal 60% en in 2024 voor de volle 100% Open Access gepubliceerd wordt (en als dat niet behaald wordt volgen sancties). Nog een stap verder is Open Science, waar je naast Open Access artikelen ook moet denken aan Open Data (het vrij delen van onderzoeksdata). Ook hier zijn ambities voor, maar die beperken zich tot zover tot internationale samenwerking om mogelijkheden daarvoor beter te ontwikkelen en tot het vragen naar datamanagementplannen in fondsenaanvragen.

Betrekken van de maatschappij

Onder de noemer "kenniscocreatie" valt het betrekken van de burger in het doen (en mede bepalen) van wetenschappelijk onderzoek. Hier wordt vervolgens zo'n beetje alles genoemd wat ik eerder zelf heb geschreven over dit onderwerp. Daarnaast wordt ook terecht opgemerkt dat het nodig is dat "het brede publiek een realistisch beeld heeft van hoe wetenschap werkt". Wetenschapscommunicatie moet dus meer gestimuleerd worden om te voorkomen dat "te hooggespannen verwachtingen of idealistische beeldvorming van wetenschap" het vertrouwen in de wetenschap gaan schaden. Hier vallen bijvoorbeeld blogs onder zoals deze, maar ook evenementen als het Weekend van de Wetenschap. Voor blijvend vertrouwen wordt de wetenschappelijke wereld ook gestimuleerd om hun "uitstekend zelfregulerend vermogen" verder te verbeteren. Bijvoorbeeld door te werken aan replicatieonderzoek, onderzoek naar de kwaliteit van gepubliceerd onderzoek en het bestrijden van selectief publiceren ('publication bias').

Ambitie 3: De Nederlandse wetenschap is een broedplaats voor talent

Divers talent in de wetenschap

Een eenzijdige focus op publiceren leidt tot eenzijdige carrièremogelijkheden en daarmee een eenheidsworst aan talent: dat is zonde. Bovendien zorgt het voor een onderwaardering van andere belangrijke activiteiten voor een wetenschapper, zoals onderwijs, ondernemerschap en andere vormen van valorisatie (volgens de definitie van deze wetenschapsvisie). Hoewel er geen concrete manieren worden genoemd, wordt er wel gezegd dat er expliciete waardering voor zulke activiteiten zal komen bij evaluaties en beoordelingen.
Verder moet er ook "divers talent" worden aangetrokken in de vorm van internationale topwetenschappers. Een duidelijke Wetenschapsagenda met focusgebieden, een sterk onderzoeksklimaat en goede onderzoeksfaciliteiten moeten hier de belangrijkste bijdrage aan leveren. Daarnaast moet de Nederlandse wetenschap vaker aanwezig zijn bij buitenlandse werkbezoeken en handelsmissies.

Divers talent buiten de wetenschap

"Divers talent" moet ook vanuit de wetenschap makkelijker buiten de wetenschap aan het werk kunnen gaan. Er wordt terecht genoemd dat meer dan twee derde van de gepromoveerden de wetenschap uit gaat (deels vanwege de beperkte hoeveelheid banen binnen de wetenschap). Dat is goed, want promovendi hebben vaardigheden en kennis die ook buiten de universiteiten en instituten van grote waarde zijn (zoals Duitsland al heel lang door heeft en de PCDI dus terecht opmerkte in hun presentatie). Er moet echter wel meer aan de aansluiting met de arbeidsmarkt gewerkt worden. Daarom zal er dus meer diversiteit moeten komen in de typen promotieopleidingen. Promotiestudenten gaan zelf onderdeel van een experiment worden door nieuwe promotievormen te onderzoeken (zoals industrial doctorates, een onderwijstraject of deeltijd bij een toegepaste kennisinstelling). Daarmee moet er ook een toename van het aantal promovendi in Nederland komen. Dat terwijl er vaak juist geroepen wordt dat er al te veel promovendi zijn. Gelukkig ziet het ministerie ook het punt in dat promovendi een verrijking van de arbeidsmarkt zijn.

Een evenwichtige personeelsopbouw bij universiteiten

Door bezuinigingen aan de ene kant en promotiesubsidies aan de andere kant, zitten de Nederlandse universiteiten vooral vol met promotiestudenten, terwijl er relatief weinig universitair hoofddocenten zijn. "De oorzaak van die verschuiving ligt voor een belangrijk deel in de relatieve toename van de tweede en derde geldstroom", staat in de wetenschapsvisie. Hier wordt eigenlijk een relatieve afname in de eerste geldstroom bedoeld, wat het stabiele en vrij te besteden onderzoeksgeld voor universiteiten is. Hierdoor moet er steeds meer korte termijn gerekend worden door universiteiten. Een promovendus met een kort en gesubsidieerd contract is dan een goede investering, terwijl een wetenschapper of docent met vaste aanstelling dat juist niet is. Door tekort aan doorgroeimogelijkheden kunnen jongeren steeds meer van een wetenschappelijke carrière af zien. De promotiebonus voor universiteiten wordt daarom beperkt: het ministerie wil dus (terecht) geen blinde toename van het aantal promovendi in Nederland (zoals dat afgelopen tijd misschien wel het geval was). Die besparing moet vervolgens gebruikt gaan worden voor een strategisch gebruik in de eerste geldstroom voor een beter personeelsbeleid. Dit geld moet ook de uitvoer van de Wetenschapsagenda ten goede gaan komen.

Stimuleren van vrouwen in de wetenschap

Er wordt ook nog gepleit voor gelijke kansen voor vrouwen in de wetenschap, maar hier worden vervolgens niet echt veel concrete plannen voor genoemd. Dat op dit punt misschien niet echt nadrukkelijk is gelet werd ook duidelijk na de ophef dat de pagina met foto's van prominente Nederlandse wetenschappers in de wetenschapsvisie alleen maar uit mannen bestond. Dit terwijl Nederland ook meer dan genoeg vrouwelijk wetenschappelijk talent heeft (en heeft gehad). Om die reden werd er als protest ook een vrouwelijke versie van deze pagina met foto's gemaakt.

Verminderen publicatiedruk en aanvraagdruk

Ook hier wordt de publicatiedruk weer genoemd, maar wordt ook ingegaan op een ander belangrijk fenomeen: de aanvraagdruk (zie ook dit interview). Wetenschappers moeten namelijk erg veel tijd investeren in het schrijven van fondsenaanvragen, terwijl elk zo'n aanvraag meestal maar 5-15% kans maakt om gehonoreerd te worden (waardoor crowdfunding steeds belangrijker wordt). Met de verschuiving van eerste naar tweede geldstroom (onderzoeksgeld dat in competitie via aanvragen wordt verstrekt), moet een wetenschapper steeds meer tijd besteden aan het schrijven van aanvragen. Die tijd kan dus niet aan echt onderzoek besteed kan worden. Er staat: "We willen dat er minder tijd verloren gaat aan het doen van aanvragen voor financiële middelen", maar ook hiervoor worden verder nog weinig concrete plannen genoemd.

Is er breed draagvlak voor deze wetenschapsvisie?

Over het algemeen is er van alle kanten positief gereageerd op de wetenschapsvisie. Toch is er nog wel kritiek. Aansluitend op wat ik hierboven zelf al vaak noemde, was er kritiek dat veel punten niet echt concreet worden. "Stijf van visie, arm aan beleid" werd er door Science in Transition gezegd (hoor je in dit interview met Jet Bussemaker). Nou hoeft een 'visie' ook niet per se over zeer concrete details te gaan, maar iets duidelijkere actiestappen waren geen overbodige luxe geweest voor enkele punten.
Het belangrijkste kritiekpunt was echter dat er veel ambitie is en groot wordt gedacht, maar dat dat niet financieel wordt ondersteund. Het lijkt vooral te gaan om het heen en weer schuiven van geld, maar niet per se een grotere investering in onderzoek. Dat terwijl er wel meer verwacht gaat worden van universiteiten en wetenschappers, die al meer dan genoeg druk hebben. Nederland investeert, relatief tot de hoge productie en kwaliteit van de Nederlandse wetenschap, al vrij weinig in de wetenschap (zie dit onderzoek). Dat betekent dat de Nederlandse wetenschapper dus al heel efficiënt werkt; misschien zit er wel niet meer rek in. De KNAW (als "forum, geweten en stem van de wetenschap") had dan ook veel kritiek op het uitblijven van investeringen in de wetenschap, net als de bladen van enkele universiteiten, zoals de VU en de RUG.  De wetenschapsvisie is dus erg mooi op papier, maar heeft in de werkelijkheid nog flink wat daden (en geld) nodig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten