Aan de rand van de wetenschap: politiek en beleid


Afgelopen week begaf ik me even aan het politieke randje van de wetenschap. Mooi op locatie zelfs in het nieuwe gebouw van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Daar was namelijk via de Jonge Gezondheidsraad (JongGR) de workshop: Beleid voor dummies. En dat veel wetenschappers (nog) dummies zijn in beleid bleek al in het eerste college gegeven door Mariëtte van der Voet (Ministerie VWS) met meteen wat pittige ‘tentamenvragen’. Gelukkig was de zaal leergierig en werden ons de basics in rap tempo bijgebracht. En hierin zaten toch al wel wat mooie eye-openers.


Andere wereld

Eén van die eye-openers kwam toen de verschillende methoden van beleidsvoering werden besproken. Niet geheel verrassend was voor de wetenschappers de zogenaamde 'Ingenieursmethode' (ook wel 'Evidence Based Policy') de beste manier van beleidsvoering. Deze methode is namelijk gebaseerd op bewijs vanuit onderzoek en analyses. Zoals Mariëtte van der Voet het zei: "Het is gericht op het doelbewust en beheerst ingrijpen in mechaniek van mens en maatschappij". Tot de verbazing van de zaal was deze 'Ingenieursmethode' toch de laatste methode die overwogen wordt om te gebruiken door politici en beleidmakers. De reden is dat deze methode vaak te veel tijd en geld kost.

Hier drong het nogmaals tot me door dat wetenschappers en beleidsmakers eigenlijk in een hele andere wereld leven. De wetenschap staat in dienst van de waarheid, de overheid in dienst van het volk. Waar beleid is bedoeld als een antwoord op een maatschappelijk probleem, is onderzoek gericht het beantwoorden van een interessante vraag. Wetenschappers zullen voor de meest rationele oplossing gaan, terwijl politici voor de meest acceptabele oplossing zullen gaan.

Maatschappelijke haalbaarheid is iets waar beleidsmakers elke dag rekening mee moeten houden. De vraagstukken die de wetenschap probeert te beantwoorden hoeven echter helemaal niet (direct) maatschappelijk relevant te zijn. In veel gevallen komt de vraag puur vanuit nieuwsgierigheid (vooral in fundamenteel onderzoek). Een bijkomend voordeel van deze nieuwsgierigheid is dat de verkregen kennis vrijwel altijd relevant wordt voor de maatschappij, hoewel vaak pas op de lange termijn. Er wordt wel gezegd dat de wetenschap kennis en vernieuwing (innovatie) levert aan de maatschappij, maar dit is dus niet persé de belangrijkste insteek van de wetenschapper.


Wetenschappers en beleidmakers leven in andere werelden, maar kunnen door samen te werken beter bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen.

De 'achtste macht'?

Naast de bekende drie politieke machten (Wetgevend, Uitvoerend en Rechterlijk: de ‘Trias Politica’), werden ook de vier andere machten duidelijk gemaakt: de ambtenaren, belangenorganisaties (lobbyisten), adviseurs en de media. Tijdens de afsluiting van de workshop door Jan Staman (Rathenau Instituut) over het gebruik van wetenschappelijk bewijs in beleid (de Evidence Based Policy weer), vroeg ik me toch af waarom de wetenschap nergens in dit rijtje van ‘machten’ genoemd wordt. Volgens meerdere sprekers zijn wetenschappers slechte lobbyisten en adviseren wetenschappers vrijwel nooit op eigen initiatief, maar alleen op verzoek. Tijdens de discussie werd het idee opgeworpen dat wetenschappers hier misschien iets te netjes voor zijn. Bovendien breng je mogelijk je onafhankelijke en objectieve positie in gevaar als je je als wetenschapper te veel gaat mengen in de politiek. Dan verlies je je geloofwaardigheid als wetenschapper.

Toch werden wetenschappers door de aanwezige beleidsmakers aangeraden om meer met beleidmakers te spreken. Nu moeten beleidsmakers nog te veel op zoek naar wetenschappelijke input, waardoor ze toch vaak het zelfde lijstje wetenschappers bellen. Het gevaar daarvan is dat de input dan vaak niet breed genoeg is. Wetenschappers weten dat je elk probleem van verschillende kanten kunt benaderen. De verschillende vragen die gesteld worden, worden elk beantwoord door de objectieve wetenschappelijke methode. Doordat de gestelde vragen anders zijn, komen er ook compleet verschillende antwoorden uit. Al die antwoorden zijn 'waar' en wetenschappelijk verantwoord, maar stellen een andere oplossing op het probleem voor. Voor een beleidsmaker zou het goed zijn deze verschillende opties te weten voor er een beslissing gemaakt en zich dus niet tot één wetenschapper te wenden.

Dus collega-wetenschappers: zonder je je in de politiek te mengen kun je wel beleidsmakers informeren. Graag zelfs blijkbaar! Misschien dus even nadenken over de maatschappelijke relevantie van je onderzoek. Dit lijkt me trouwens sowieso een aanrader: of je het nu hier voor wil gebruiken of niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten